Tips voor bemesting van grasland
Ruwvoer wordt ingezet als voermiddel met een hoog percentage aan vezels. De meest bekende ruwvoeders zijn: gras, hooi en maïs. Maar ook sorghum, voederbieten en winterveldbonen hebben een plek in het rantsoen. Kwaliteit speelt een belangrijke rol bij het inkuilen als voedermiddel. Een ruwvoerplan maken is interessant om tot een hoge melkgift te komen, ziekten en problemen te verminderen en de voorraad op peil te houden.
Optimale snede
De bemesting met kunstmest komt in beeld vanaf een temperatuursom van 200. Hoe later het moment, hoe hoger de stikstofbenutting. De actuele T-som in het zuidwesten ligt momenteel tussen de 300 en 350. Normaal ligt de optimale T-som, waarbij wordt gestreefd naar een maximale N-benutting, tussen 250 en 300 graden voor een vroege weidesnede. Voor een maaisnede ligt de optimale T-som tussen 300 en 400 graden.
Weiden of maaien
De laatste jaren wordt ook vaak de bodemtemperatuur gevolgd. Op de website van het KNMI is de actuele bodemtemperatuur van onder andere Wilhelminadorp te zien. Over het algemeen is een minimale bodemtemperatuur van 8 °C een goede indicatie voor de eerste stikstofbemesting. Voor drijfmest geldt vaak hoe eerder, hoe beter mits de draagkracht het toelaat. Zodra de vorstperiode voorbij is, zal naar verwachting de eerste mest worden uitgereden. Het totale bemestingsadvies is afhankelijk van het stikstofleverend vermogen en het doel; weiden of maaien met de daarbij gewenste snedezwaarte.